Beste Ria, met wat je me hebt verteld in gedachten heb ik deze metafoor van Helena en Johannes voor je geschreven.
Net als alle andere jaren van haar lange leven bereidt Helena zich voor op de winter die komen gaat. In het berggebied waar ze woont zijn de winters lang en donker. Gedurende de koudste maanden kan ze vanwege de sneeuw de berg niet af naar het dorp beneden.
Terwijl ze die nazomer met haar geiten over de hoger gelegen weiden loopt gaan haar gedachten naar al die lege planken in de schuur waarop geitenkaas en volle weckpotten met ingemaakte groenten moeten komen. Ze is laat dit jaar.
Haar man Johannes is gewond geraakt na een val toen hij ’s avonds laat nog een verdwaald jong geitje aan het zoeken was. Johannes had de moeder van het diertje beloofd dat hij haar jong veilig zou terugbrengen. Maar toen hij in het donker een helling met veel losse stenen betrad gleed hij uit. Vele tientallen meters is hij naar beneden gegleden en pas de volgende morgen vond Helena hem.
Sindsdien is hij niet meer de oude. Het geitje heeft hij niet gevonden en zijn genezing vordert traag. Al weken zit hij nu in hun kleine huisje stil voor zich uit te kijken. Naarmate de winter naderbij komt wordt hij stiller en somberder.
Helena denkt aan al die winters die ze samen in hun huisje boven in de bergen doorbrachten. Met Johannes was het nooit saai: al die verhalen die hij vertelde, de liedjes die ze zongen, hij bedacht steeds weer wat nieuws. Elke lange donkere dag zorgde hij voor een lichtpuntje, zo gleden de wintermaanden voorbij tot de lente.
Ze vindt dat het nu háár taak is om de moed erin te houden:.. die hele winter lang. ZÃj zal moeten zingen en vertellen, maar verhalen kent ze niet. Ze laat Johannes achter en vertrekt zonder iets te zeggen, op zoek naar verhalen en liedjes voor de winter.
Eerst gaat ze naar het dorp en vraagt aan alle mensen die ze tegenkomt: ‘˜Weet u nog een verhaal of kent u een liedje?’? ‘˜Nee’, zeggen de mensen, ‘˜hier gebeurt nooit iets, maar ga eens naar de stad, daar vind je misschien verhalen’. En Helena gaat verder, naar de stad….Alles wat ze hoort en ziet schrijft ze op: een zonnestraal weerspiegeld in en raam, de muziek van straatmuzikanten, de geuren van verse kruiden op de markt…’s Avonds probeert ze er verhalen van de maken. Alles wat ze geschreven heeft leest ze hardop voor aan zichzelf, aan een straatkind of aan de bakker die toevallig langskomt. Maar noch zijzelf, noch het straatkind of de bakker raken geboeid door haar vertelsels.
Zuchtend en teleurgesteld aanvaardt ze de terugreis. Na een lange tocht vindt ze haar stille echtgenoot op zijn stoel voor het raam.
‘˜Ik was op zoek naar verhalen en liedjes om de winter door te komen . maar ik heb ze niet.’ zegt ze als antwoord op de vragende blik in Johannes’ ogen: ‘˜hoe komen we nu die lange wintermaanden door. nu jij niet meer kunt vertellen en zingen.? ‘˜
‘˜Lieve Helena,’ .. de stem van Johannes klinkt nog onvast en onwennig, ‘˜ .als ik in die donkere koude tijd proef van de jam die jij hebt gemaakt voel ik weer de zon op mijn huid. Dan komen de liedjes vanzelf uit mijn mond. Als ik eet van jou kaasjes ben ik weer even op de groene zomerse weiden, dan hoor ik de belletjes van de dieren en komt er een dansje in me op. Kijk ik in je ogen, dan denk ik aan alles wat we samen hebben meegemaakt en borrelen de verhalen vanzelf omhoog. Ik prijs mezelf gelukkig want dankzij jou, sterke vrouw, is mijn leven zo goed en is iedere winter een feest..daar kan ik de hele zomer op teren.
0 reacties ↓
Nog geen reacties... Begin jij nu?
Reageer