web analytics

Onderwerp: 'Metaforen' ↓

Weegschaal

Deze weegschaal kan niet wikken en wegen. Dat wikken doet de begeleider en het wegen kan alleen als de begeleider er nieuwe batterijen in doet.
Begeleider heeft al veel kennis en ervaring opgedaan en hij vindt dat dit genoeg is.
Hij doet zelf er nieuwe batterijen in om zichzelf te wegen en ervaart hoe het is om op hoger niveau te staan met deze kennis.
De cliënten die nu bij jou op deze weegschaal komen te staan om te wegen kan jij laten ervaren dat zij ook zichzelf kunnen wegen op de weegschaal en hen het gevoel meegeven dat ze hun afvalrace zelf kunnen (over)winnen.

Daarmee bepaalde ik vroeger mijn route

Dit is het verhaal van een snelwandelaar die altijd door een verrekijker keek. Hij kon dan goed zien hoe de plek eruit zag waar hij heen ging, en hij kon er rechtopafgaan. Dan ging hij af en toe wel flink onderuit vanwege zaken die in de weg stonden, maar rechtdoor was de kortste route, en dus het makkelijkst, vond hij. Af en toe, als hij zichzelf wilde kietelen, draaide hij de verrekijker om, en dan was zijn bestemming weer heel ver weg. Dan draaide hij de verrekijker weer om, en zag hij zijn bestemming veel dichterbij. Hij ervaarde het verschil tussen deze twee perspectieven als de afstand die hij had afgelegd. Zover was hij al opgeschoten!
Dit stelde hem gerust, gaf hem de gelegenheid de verrekijker neer te leggen, en iets te eten, te drinken en een praatje te maken met de mensen om hem heen, en te slapen. Maar daarna moest hij weer snel verder! Hij was er tenslotte nog niet!
Op een dag raakte hij zijn verrekijker kwijt. Dat veroorzaakte lichte paniek; hoe wist hij vanaf nu precies waar hij naar toe ging en wat rechtdoor en de kortste route was? Hoe zag die plek er ook alweer uit? Hij moest zich nu veel meer gaan bezighouden bijvoorbeeld met de afslagen die hij moest nemen, het pad waarop hij liep. Daar moest hij erg aan wennen, maar in de loop van de tijd ging hij er van lieverlee van genieten. Omdat hij niet meer steeds door de verrekijker keek, zag hij zijn omgeving beter, de natuur waar hij doorheen wandelde, de mensen om hem heen, die met hem meeliepen, en ook belangrijk: hij zag zijn tegenliggers op tijd. Hij kon wegversperringen zien aankomen en eromheen lopen, uitwijken. Langzamerhand vond hij zelfs de rust om zo af en toe een andere route te kiezen naar zijn bestemming. Een andere route, die langer was, maar wel adembenemend mooi. Dat deed hij soms. Niet vaak, want zijn bestemming was nog lang niet bereikt, en hij wist tussen ons gezegd en gezwegen ook niet precies hoe ver het was. Wel ongeveer waar, maar niet hoe ver.
Het grappige was, dat hij zo veel sneller ging, zo zonder verrekijker. Omdat hij zich beter op de weg concentreerde, stapte hij er minder vaak vanaf of naast, en raakte hij minder de weg kwijt. Hij komn zich beter concentreren op zijn passen die hij kleiner maakte, zodat hij beter zijn evenwicht kon bewaren.

Toen hij zijn verrekijker weer vond (het ding had al die tijd gewoon tussen zjn spullen gelegen), zag hij het als een instrument dat hij zo af en toe eens moest gebruiken. “Daarmee bepaalde ik vroeger mijn route”, bedacht hij dan als hij het ding bekeek,”ha, nu ga ik veel sneller. Ik heb hem eigenlijk alleen maar zo af en toe nodig om te zien waar ik naar toe ga.”

En als je hem nu ziet lopen, heeft hij een verrekijker aan een riempje om zijn nek hangen, af en toe kijkt hij door de kijker naar zijn bestemming. Het lijkt net of hij op dezelfde manier loopt als vroeger, geconcentreerd, één kant op, snel. Maar het is iets minder snel dan vroeger, en hij maakt kleinere pasjes. Hij kijkt om zich heen. Hij geniet!. Hij heeft welhaast geen haast, hoewel hij niet weet wat de afstand is naar zijn bestemming. Maar hij zal niet meer zo ver-hoeven.

Advies clown: laat mensen lachen, met respect

Van een oude clown hoorde ik ’t verhaal over de zoon van de kaartjesknipper in ’t circus. Op de vereiste leeftijd volgde deze jongen, genaamd Rotciv, zijn vader op volgens de traditie binnen de circusfamilie en zijn ongeschreven wetten. In alle voorgaande jaren had de jongen regelmatig gehoord hoe blij men was met de grote zorgvuldigheid van zijn vader bij ‘t controleerwerk, waardoor er nog nooit ’n bezoeker zonder betalen was binnen gekomen. Bang om de naam van zijn circusfamilie te beschadigen, gaat hij dan ook hard aan ’t werk. En vriendelijk laat hij ieder knipje vergezeld gaan van uitspraken als “Fijn dat u er bent.” “Heel veel plezier vanavond”. Maar al snel voelde hij de behoefte om de goede naam van z’n familie in hogere mate veilig te stellen en tegelijk ’t publiek meer van dienst te zijn: ook al was er eerder nooit iets mis gegaan, hij was ervan overtuigd dat er ’n manier was om te voorkomen dat dat ook maar ooit zou kunnen gebeuren. Maar iedereen persoonlijk begeleiden naar boven, de tribune op, kon natuurlijk niet: dat zou veel teveel tijd kosten!
Vanaf die dag zag de clown de jongen dagelijks tussen de voorstellingen door met ’n ernstig gezicht, al piekerend, rondjes in de arena lopen; of over de tribunes; en dan weer buiten om de hele circustent heen.
Op zekere dag zag hij hoe de jongen, met de kniptang in de hand, ’n bezoeker de arena binnen leidde en hem meevoerde over ’t pad tussen tribunes en arena, blijkbaar naar ’t vak dat ‘t kaartje aangaf. Hij zag hoe de jongen van onder af naar boven wees, ongetwijfeld naar de plek die ’t kaartje aangaf. Daarna zag hij hem teruggaan naar de ingang en dan steeds weer terugkomen met een of meer bezoekers.
Met z’n grote flapvoeten waggelde de clown richting Rotciv en vroeg wat hij deed. “Begrijp je dat dan niet?” vroeg de jongen, “Ik zorg dat de mensen niet hoeven te zoeken. Niemand van hen weet immers zo goed de weg als ik?!” De clown moest toegeven dat men ‘t zo te zien wel prettig vond. “Maar de mensen bij de ingang moeten dan toch steeds langer wachten … en dan begint de voorstelling toch niet op tijd … en … ik zie je ook telkens weer in je ogen wrijven … waarom?” “O ja, m’n ogen, ja, die doen wel pijn iedere keer als ik zo omhoog kijk naar de tribune. Dan kijk ik bijna recht in de schijnwerpers die van bovenaf over de tribune heen schuin naar beneden de arena in schijnen. En ja, eerlijk gezegd, dat wordt steeds erger, al die tientallen keren achter elkaar elke av…” De clown viel hem in de rede: “Maar waarom doe je dan niet zo als ik? “Als jij?” vroeg Rotciv verbaasd. “Ja, vriendelijk ben je natuurlijk al tegen de mensen, dat weet iedereen, maar maak ook grapjes bij ’t controleren! Laat de mensen lachen!” “Grapjes?! Lachen?! Maar…” “Natuurlijk! Als je de mensen vrolijk stemt, worden ze echt niet boos als ze daarna hun plekje niet zonder problemen vinden!” De jongen stamelde echter: “Maar dat kan toch niet? Ik ben toch geen clown?! Kaartjes knippen is toch serieus werk?!” “En daarom kun je er geen grapjes bij maken? Denk je dan ook dat ik m’n werk niet serieus doe soms? Nou, mij laat je nu wel bijna lachen….” Terwijl hij de clown verbaasd aan bleef kijken, schoot Rotciv van alles door ‘t hoofd: “Tja, in ’t verleden hadden mensen toch ook altijd hun plaats op eigen houtje gevonden … en eigenlijk zou hijzelf ’t ook veel gezelliger vinden om …” “Maar … hoe zal de familie reageren als ze ’t horen? En … zal ’t publiek niet denken dat ik hen voor de gek hou?” “Zolang jij maar avond aan avond bij de ingang, tijdens ’t knippen van de kaartjes alle bezoekers blijft laten merken dat je blij bent met hun bezoek, kun je hen verder ook tegemoetkomend op humoristische wijze duidelijk maken dat ze altijd bij jou terug kunnen komen als ze moeite hebben hun plek te vinden en dat jij hen dan persoonlijk zult begeleiden. Maar zorg vooral dat je hen altijd met respect behandelt!”

Is hij dan wel goed genoeg?

Frank is een sportman in hart en nieren. Elke keer als hij de honderd meter loopt, voelt hij zich in zijn element. Nu is hij geselecteerd voor de olympische spelen. De angst slaat hem om het hart. Al die mensen die straks toekijken. Is hij dan wel goed genoeg? Kan hij het dan wel en zullen ze hem niet uitlachen? Zijn coach spreekt hem bemoedigend toe. Je kan het. Je weet dat het in je zit en hebt dat vaak bewezen. Frank denkt terug aan al die mooie momenten in het verleden dat hij vol zelfvertrouwen en ontspanning de honderd meter heeft gelopen. Hij herleeft de prettige gevoelens, beelden en geluiden. In gedachten kijkt Frank vooruit naar de grote dag en ziet zichzelf vol zelfvertrouwen en ontspanning op de olympische atletiekbaan. Hij weet dat hij het in zich heeft. Hij heeft er heel veel zin in. Wat anderen ervan denken maakt hem niet meer uit. Het zijn zijn olympische spelen en hij is er klaar voor. Laat die honderd meter maar komen. Voor zijn gevoel heeft Frank al gewonnen. Op welke plek hij ook zal eindigen, voor hemzelf is hij de winnaar.

Metafoor in metafoor

En nog een paar metaforen erin. En nog waar ook, behalve de mythe. Wie kan dat nou controleren?

Zoals gij gebekt bent

Kun je het ook horen?

Getsjilp, gezang, gekwaak, gepiep, ge-oehoe, gekrijs, gekakel en gekwetter,

Gekraai, gekoekkoek, geschreeuw, gerochel, gegak, gekwak en getetter,

Kun je ze zien?

Van een meeuw naar een spreeuw,

Van een gewone leeuwerik, naar een boomleeuwerik, kuifleeuwerik, strandleeuwerik, veldleeuwerik, naar een havik.

En een raaf, rietgans, roodborstje, regenwulp, ransuil en roek,

Een kievit, kiwi, kwak, kluut, koolmees, kanarie, grote gele kwikstaart, koekkoek.

Vroege vogels, slimme vogels, rare vogels, vreemde vogels, pestvogels en spotvogels.

Kwibussen, blinde vinken, tureluurs, kemphanen,

uilskuikens, dove kwartels, nachtbrakers en andere snoeshanen,

Er zijn hier geen vreemde eenden in de bijt.

Iedere sijs heeft een eigen wijs;

Iedere vogel zingt namelijk zijn eigen lied.

Langzaam of snel,

hoog, laag, luid, zacht,

zwaar of schel,

zuiver of wellicht ook niet.

Daar kraait echt geen haan naar. Het doet er niet toe.

Kun je het ook horen?

Het klinkt misschien als muziek in de oren

Laat maar over je heen komen.

Dat voelt toch goed?


Er kwam een heel klein hondje aangerend

Ooit reed ik met de auto van Heerlen naar Sittard onderweg genoot ik intens van het landschap dat ik tegenkwam. Het was een mooie zonnige dag waar bij mij veel lust en ondernemingsgevoel opgeroepen werd.
Toen ik Sittard naderde kwam ik op een druk verkeerspunt waar ik rechts af moest.
Prompt stak een fietser met een grote doos over die ik niet gezien had.
Bang botste ik tegen de fietser en de grote doos viel op de grond, of het al niet erg genoeg was bleek de fietser een coureur te zijn voor een pingpong vereniging.
In de doos zaten namelijk 1000 wedstrijd balletjes die zo over straat verspreide het was een grote chaos en de fietser flipte alsof zijn leven ervan afhing.
Uit vriendelijkheid hielp ik hem om alle pingpong balletjes bij elkaar te rapen, het was een grote klus en het lukte ons om er 999 terug te vinden.
De fietser was nog steeds geërgerd want dat ene pingpong balletje was weg.
Ik bood aan om naast de schade van de fiets ook het pingpong balletje te vergoeden.
Het was een heel gedoe maar we kwamen eruit, uiteindelijk was hij redelijk bevredigd vertrokken en ik stapte in mijn auto met veel schuldgevoel.
Afin ik maakte er toch nog een mooie dag van ondanks deze vreemde situatie, wellicht moest dit gebeuren om er iets van te leren!

3 dagen later ging ik bij mijn opa op bezoek voor een lekker gesprekje met een kop koffie.
Hij vertelde mij een heel vreemd verhaal, hij woont in Kerkrade en wilde ook graag naar Sittard om daar wat te gaan shoppen met name bij een speciale sigarenzaak.
Hij was een befaamde sigaren roker en had het er zelfs voor over om er 35 km af te leggen voor zijn speciaal sigaartje.
’s Middag stapt hij in de trein (in Kerkrade) en (toen der tijd mocht je nog roken in de trein!) stak vervolgens zijn laatste sigaartje op.
Immers ging hij naar Sittard om zich opnieuw te bevoorraden met zijn voortreffelijke sigaartjes.
Toen hij Heerlen naderde stapte een heel lief omaatje met een heel klein hondje de trein in.
Het omaatje ging naast mijn opa zitten omdat er nergens anders plaats was en zij erg slecht ter been was.
Het duurde niet lang of ze begon zich te storen aan mijn opa’s sigaar, toen vroeg ze in een boze bui of mijn opa de sigaar wilde uitmaken want het hondje (genaamd Fiefie) had daar last van.
Opa zij dat het hem niet echt interesseerde en dat ze dan maar naar een niet rokers cabine ging. Het omaatje bleef zich storen aan die rook en maakte spontaan het raampje open van de cabine. Opa werd er een beetje pissig van en sloot hem vervolgens weer met het argument dat hij geen stijve nek wilde krijgen van de wind.
Het omaatje werd zo boos dat zij de sigaar uit opa’s mond trok, het raampje opendeed en vervolgens die sigaar naar buiten gooide en deed vervolgens het raampje weer dicht.
Opa werd helemaal woedend van die actie en uit onmacht deed hij iets heel erg vreselijks.
Hij pakte namelijk het hondje (Fiefie) deed vervolgens het raampje open en gooide dat arme hondje naar buiten en sloeg met een geweldig harde klap het raampje weer dicht.
Zo zij hij hoop dat je daarvan geleerd hebt, het arme omaatje begon in barstende tranen te schieten. Eenmaal in Sittard aan gekomen liep het omaatje snel naar een conducteur op het perron om haar beklag te doen.
Opa stond erbij en verdedigde zijn actie omdat hij zijn sigaar kwijt was, vervolgens kijkt de conducteur verbaasd op naar het spoor achter de trein.
Er kwam een heel klein hondje aangerend en je raad nooit wat dit kleine hondje in zijn bekje had zitten….

Het duizendste pingpong balletje die ik 3 dagen eerder kwijt was met de fietser!

Matrozen hijs de zeilen, we gaan weer op avontuur …

Er was eens een matroos die vanaf zijn vroege jaren zat te dromen dat de wereld veel groter moest zijn dan de kleine kamer waarin hij opgroeide. Toen hij eindelijk oud genoeg was om mee te mogen op een schip om zo de weide wereld te ontdekken straalde hij ook van oor tot oor. Eindelijk kon hij dat kleine kamertje achter zich laten.

Het schip vaarde van kleine naar grote steden, maar is zelfs ook een keer de grote oceaan overgestoken. Hier ging een nieuwe wereld voor de matroos over. Wat hij hier allemaal te zien kreeg. De mooiste eilanden en de prachtigste stranden.Ook de mensen waren zo anders.

Niet altijd zoals de matroos hoopte, maar hij genoot heel erg van al die nieuwigheden en al dat moois. De wereld ontdekken had hij altijd van gedroomd. Onderweg had de kapitein ook nog twee nieuwe matrozen aan boord gehaald. Van die beginnelingen die nog niets wisten over varen, andere werelden en mensen. Het  leuke en interessante eraan was, dat hij ze onder zijn hoede kreeg. Want dit vond ie prachtig. Hij mocht ze alles laten zien en mocht ze alles leren. Soms was dit ook wel een beetje vermoeiend, want hij moest ze ook daadwerkelijk alles leren. Die kleine nieuwelingen wisten ook echt niets. Maar dit gaf hem ook veel nieuwe inzichten en eigenlijk vond hij het prachtig. Hij vertelde ze ‘s avonds alle verhalen over de hele wereld die hij gezien had. Het was zo fijn om dit te kunnen delen. Dus hier haalde hij dan ook veel positieve energie uit.  Er ontstond zo ook een erg goede band tussen die drie. Dit groeide dan ook onmiskenbaar uit tot vriendschappen voor het leven.

Door het jarenlange varen had het schip ook wel wat te leiden gehad. En de kapitein besloot dat het tijd was om het schip naar het dok te brengen. Daar het dok in de thuishaven is, was de matroos hier niet echt blij mee. Het dok is namelijk een lelijke plek. Maar misschien wel een goede plek om even uit te rusten. Nu moest hij ook nog voor die nieuwelingen zorgen. Maar ja, echte vrienden laat je nooit meer alleen.. Tot op een mooie zonnige morgen hij in de haven arriveerde en de kapitein al bij het schip zag staan. Hij rende ernaar toe, maar toen hij dichterbij kwam, zag hij dat de kapitein hem serieus aankeek. Hij vroeg: ‘kapitein, is er iets?

Ja, zei de kapitein, ik ben te oud om nog mee te gaan. Eigenlijk heb ik je ook alles al geleerd wat ik weet. Van mij heb je toch alleen maar last en je bent er helemaal klaar voor om dit alleen te doen met de jonkies. Plotseling haalde hij een koraal naar boven en zei: Swisssssss ‘dit is de sleutel van de zeven zeeën, zie je het voor je Willem’? En toen was alles anders! Willem zag zich als kapitein van zijn schip, haalde diep adem en riep: ‘Matrozen hijs de zeilen, we gaan weer op avontuur…

Van Michael voor Nellouk

Ik ben alleen maar nu, dacht hij

Uit “Misschien wisten zij alles” van Toon Tellegen

De eekhoorn schrok midden in de nacht wakker. Had hij gedroomd? Hij herinnerde zich geen droom, maar hij was wel bang. Hij rilde, terwijl hij het toch niet koud had, en hij voelde koude zweetdruppeltjes op zijn voorhoofd en in zijn hals.

Hij probeerde zich zo stil mogelijk te houden en te luisteren naar geluiden van buiten. Misschien had er iemand geklopt of had er in de verte iemand gegild. Maar hij hoorde niets. Hij ging weer liggen, maar hij kon niet meer in slaap komen. Talloze gedachten gingen door hem heen. Hoe moet dit, en waarom is dat, en wat gebeurt er later? Het waren vragen waar hij geen antwoord op wist, vooral niet op de laatste vraag die maar door zijn hoofd bleef gaan: wat gebeurt er later?

Hij kon niets bedenken wat ook maar leek op een antwoord op die vraag. Wat ís later? dacht hij. Hij had het er wel eens met de mier over gehad, maar die had zijn schouders opgehaald en gezegd dat hij nooit van later had gehoord en dat het dus wel niks zou zijn. Maar voor de eekhoorn was dat niet voldoende. De ekster had hem eens verteld dat later het omgekeerde was van vroeger, maar wat was vroeger dan?
Het was een donkere nacht. De eekhoorn deed zijn raam open om de donkere lucht op te snuiven en hier en daar tussen de wolken misschien een ster te zien.

Ik ben alleen maar nu, dacht hij, voor het raam, in de nacht, tegenover de lucht. Misschien heeft de mier wel gelijk, dacht hij verder, en is later niets. Maar wat is het omgekeerde van niets: iets of niets? Bestond vroeger wel of niet? En waarom kon hij eigenlijk niet slapen, terwijl zo te denken iedereen sliep?

Hij zuchtte diep en blies met zijn zucht een blad van de beukenboom de lucht in. Hij hoorde het ritselende blad in de verte wegzweven.

Ik ben alleen maar nu, dacht hij opnieuw. Ik ben nooit later geweest en ik zal nooit vroeger worden. En terwijl hij zijn gedachten, die altijd wijzer waren dan hijzelf, niet langer volgen kon, voelde hij zich weer tevreden worden. Hij ging terug naar bed, stapte onder zijn deken, zei: “nu of nooit” en sliep op hetzelfde ogenblik in.

Met dank aan Ellen Z.


Volledig vertrouwen hebben in mijn onbewuste

Dit verhaal gaat over een trouwerij van een bijzonder stel. Op het eerste oog een heel gelukkig stel, maar als je ze echt goed leerde kennen, merkte je dat ze heel ver van elkaar af leken te staan. Ze hadden eigenlijk twee verschillende gevoelens maar ze spraken, bewust met 1 stem. Eigenlijk hoorde en zag je alleen hem communiceren en soms vroeg je je wel eens af waar komt dat gevoel vandaan.

Zij had onbewust heel veel vertrouwen in haar partner en stond hem dan ook altijd aan zijn zijde. Hij daarin tegen leefde alleen in de relatie en besteedde weinig aandacht aan haar.

Soms had hij van die momenten, als hij bewust in de auto zat, luisterde hij naar haar. Naar alles wat zij gezien gezegd en gevoeld had. Dan was hij even bewust van de sterke band die ze onbewust hadden.

Toen op een onverwacht moment was de gelegenheid daar, gade geslagen door een groep paarden, vroeg ze vol vertrouwen haar partner te huwelijk. Heel bewust antwoordde hij volmondig met Ja. Zonder dat hij er bewust over nadacht.

Dit was eigenlijk het eerste moment dat hij haar, onbewust blind vertrouwde.

Niet zoals bij de meeste trouwerijen die als een waas voorbij gaan maakte dit stel het in hun volle bewust zijn mee.

Zoals in elke trouwerij vroeg de BAPS aan hem neem je haar, als volwaardig parter in voor- en tegenspoed?

Bewust antwoordde hij met JA natuurlijk.

Daarna vroeg de BAPS aan haar neem je hem als eeuwige partner tot de dood jullie scheid.

Toen klonk onbewust uit haar hart een duidelijk Ja.

Getrouwd en al liepen het echtpaar Meneer bewust en Mevrouw onbewust vol vertrouwen hun nieuwe wereld tegemoet.